Bang om te gaan slapen.
Leonard van vijf stapt de spelkamer binnen. Zijn ogen kijken nieuwsgierig rond, maar zijn lijf staat na een paar voorzichtige stappen weer stil. Dan kijkt hij even naar mij, naar zijn moeder en weer de spelkamer in. Hij staat nog steeds stil. Een paar weken later zal ik begrijpen dat het gedrag dat Leonard hier laat zien precies zijn probleem weerspiegelt. Leonard is aangemeld door zijn ouders, omdat hij bang is om te gaan slapen. Hij droomt vaak over aliens, en ook zijn overleden overgrootvader speelt een rol in de nachtmerries. Deze opa, die hij in zijn dromen als een schaduw ziet, wil hem een aai over zijn bol geven, maar dat vindt Leonard heel eng. Al een tijdjekan Leonard alleen slapen als hij bij papa en mama in bed mag.
Tijdens de eerste sessie introduceer ik het onderwerp angst via Bennie, een grote handpop, die bang is voor spinnen. Hij ziet Leonard achteloos over een grote harige spin heenstappen en roept zeer onder de indruk: ‘Zo …, jij moet wel héél dapper zijn, dat je zo over hem heenstapt.’ Daarmee spreek ik Leonards Ik-sterkte aan. In de weken die volgen zet Leonard veel spel in gang met de zwaarden. De dood is een telkens terugkerend thema.
Vaak manipuleert hij het spel zo, dat hij de sterkste is, en mij verslaat. Als ik op een keer Dracula moet zijn, laat ik me met persoonlijk én therapeutisch plezier volledig door hem overmeesteren – Dracula is heel bang voor de sterke Leonard. In een volgende sessie vertelt Leonard dat hij wil leren fietsen zonder zijwieltjes, maar dat hij bang is om te vallen. En dan opeens valt alles voor mij op zijn plaats: Leonard wil heel graag groot en sterk worden. Maar hoe kun je zonder angst volop leven, als je hebt ervaren dat je geliefde opa stierf vlak nadat jij werd geboren, en dat de poes doodging toen jij voor het eerst naar school ging?
Dan vertel ik een metafoor over het jongetje Robuust dat heel graag ridder wil worden. Als de oude kasteelvrouwe, die zulke mooie verhalen kon vertellen, en zijn lievelingspaard Dolly kort na elkaar doodgaan, precies terwijl Robuust aan het oefenen is om een goede ridder te worden, geeft Robuust zijn ideaal maar op:
‘En toen begon Robuust hard te huilen. Zou het zijn schuld zijn dat ze dood waren gegaan? Papa trok Robuust op zijn schoot. “O Robuust, wat náár dat je dat denkt. Ja, daar word je wel heel verdrietig van. Maar Robuust, het is niet jóúw schuld dat de oude kasteelvrouwe en Dolly zijn doodgegaan. Ze waren oud en ziek, allebei! Dat gebeurt nu eenmaal met oude mensen en dieren.”
(…)
Op een dag zei mama: “Ik zag je gisteren paardrijden op het grasveld naast het kasteel. Wat kan jij al goed rennen met Dapper zeg!” “Ja,” zei Robuust, “dat heb ik geleerd. Want ik wil heel graag ridder worden en ik durf het ook!”’
En Leonard? Die slaapt weer zonder nachtmerries in zijn eigen bed en fietst zonder zijwieltjes door het leven.